- 01 November 2019 -

PlusPraktijken hebben dappere dokters

Sinds 2015 werken vijftien huisartsenpraktijken in Oostelijk Zuid-Limburg als PlusPraktijken. Dat houdt in dat ze gezamenlijk met ondersteuning van de zorggroep HOZL en CZ werken aan innovatieve projecten die moeten leiden tot betere kwaliteit zorg, betere gezondheid en lagere kosten. Hoe staat het ermee? Welke ervaringen doen zij op? Huisarts Luc Harings: “De toestroom van patiënten naar onze praktijk wordt niet minder, maar we streven ernaar de zorg goed te organiseren.”

image

De nadruk bij deze PlusPraktijken ligt op een geïntegreerde en patiëntgerichte aanpak. Dat klinkt mooi, maar wat houdt deze aanpak in de praktijk in? “Via drie domeinen proberen we onze Triple Aimdoelen te bereiken. Het gaat om wijkgerichte zorg, waarin we breder werken aan de samenwerking in de wijk met het sociaal domein, de wijkverpleging, fysiotherapie en ggz bijvoorbeeld. Het tweede domein betreft het streven naar meer eigen regie door de patiënt. Het patiëntgerichte gesprek waarmee we nu ervaring opdoen is hier een belangrijk onderdeel van. Ook zorgen we ervoor dat onze patiënten gemakkelijker toegang krijgen tot onze praktijken. Denk aan e-consult, het online aanvragen van herhaalrecepten en online afspraken maken, bijvoorbeeld ’s ochtends. Dat betekent dat er geen piek in de ochtend is met bellers en de patiënten beter verspreid over de dag naar de praktijk komen. Als zorggroep ondersteunen we dit proces”, legt Arnout van Stokkom, projectmanager, uit.

Spiegelinformatie
Het derde domein is het vergroten van de bewustwording bij de zorgverleners om zorg doelmatig en zinnig te organiseren. Structurele, tijdige spiegelinformatie over bijvoorbeeld het aantal aanvragen van laboratoriumtesten of het aantal verwijzingen naar het ziekenhuis, draagt bij aan het verhogen van deze bewustwording. “Dat geeft inzicht in het gedrag van de huisarts. Het is niet alleen informatie per individuele huisarts, per praktijk, maar geeft ook aan hoe een praktijk scoort vergeleken met de andere praktijken in de regio. We hebben eerst gezorgd voor een veilig klimaat om met elkaar in gesprek te gaan over de uitkomsten. We hebben speeddatebijeenkomsten belegd, waarin huisartsen samen dieper op de materie zijn ingegaan. Hoe kan het komen dat jij meer of juist minder verwijst?”, vervolgt Van Stokkom.

Huisarts Luc Harings: “Je wilt weten hoe het komt dat jij meer verwijst naar bijvoorbeeld orthopedie of gynaecologie.”

Met de billen bloot
Huisarts Luc Harings, werkzaam in een gezondheidscentrum in de wijk Schaesberg in Landgraaf, en zijn collega’s kregen direct inzage in hun doorverwijscijfers. “Je gaat met de billen bloot, het is confronterend want die cijfers liegen er niet om. Je merkt dat je gedreven en nieuwsgierig bent, je wilt weten hoe het komt dat jij meer verwijst naar bijvoorbeeld orthopedie of gynaecologie. Of juist minder naar de internist. Is dat omdat deze wekelijks spreekuur heeft in ons gezondheidscentrum? Je gaat met elkaar in gesprek over zaken als: moeten we onze kennis misschien bijspijkeren, of zelf bepaalde vaardigheden aanleren? Het geeft een eerlijk beeld van je handelen en door de spiegelinformatie krijg je meer grip op je praktijk.” Dat gebeurt ook als Harings de cijfers bespreekt met zijn collega’s van andere PlusPraktijken. “Natuurlijk stel je je daar kwetsbaar op. Je probeert een verklaring te vinden voor de cijfers. Hoe kan het dat een collega minder verwijst naar orthopedie? Komt het doordat deze kan verwijzen naar een fysiotherapeut die oefenprogramma’s heeft?”

“Het is helemaal niet zo dat de dokter die het minste verwijst altijd de beste dokter is.”

Goed klacht uitvragen
Harings benadrukt dat het doel niet is zo min mogelijk verwijzen. “Het is helemaal niet zo dat de dokter die het minste verwijst altijd de beste dokter is. Maar je wilt wel kritisch kijken naar de zorg die je levert en of je deze kunt verbeteren. We voelen de verantwoordelijkheid om doelmatige zorg te leveren, zorg die op de juiste plek wordt geboden. Onze patiënten hebben er baat bij als dat de zorg dicht bij hen in de wijk georganiseerd wordt en dat ze niet onnodig naar specialistische zorg worden verwezen. Daarom is het belangrijk om goed uit te vragen met welke medische klacht een patiënt komt, welke beperkingen hij daardoor in het dagelijks functioneren ervaart en wat hij nodig heeft.”

Kracht van het collectief
Volgens Van Stokkom is er een beweging in gang gezet om samen op regionaal niveau te kijken wat er nodig is, wat de zorgvraag in de nabije toekomst is en hoe de zorg daar op in kan spelen. “Op populatieniveau verwachten we nog geen schokkende uitkomsten. Het gaat hier meer om de wijze waarop de huisartsenpraktijken aan het veranderen zijn. Ze gaan de kracht van het collectief voelen en worden als collectief steeds meer een onderdeel van het zorglandschap. Door onderling van elkaar te leren, meer samen te werken, ook in de wijk. Hoe meer inzicht iedereen krijgt, hoe sterker het collectief wordt. Het gaat niet alleen meer om je eigen praktijk.”
Herkent Harings de kracht van het collectief? “Wat wij doen is klein uitdenken en breed uitrollen. Dan merk je dat we een collectief zijn. Je hoeft niet meer alles eerst zelf uit te dokteren, zoals wij bijvoorbeeld vroeger een keer hebben gedaan. We hebben anderhalf jaar gezocht naar een geschikt programma om onze patiënten e-service te bieden.”

Dokters die elkaar aanspreken
Van Stokkom vindt dat de PlusPraktijken best trots mogen zijn op zichzelf. “Ze vormen een voorhoede met de wijze waarop ze spiegelinformatie gebruiken om te streven naar doelmatige zorg. ‘Als je kosten wilt besparen,moet je bij de ziekenhuizen zijn’, hoor je vaak. Hier kijken de huisartsen naar hun eigen voorschrijf- en verwijsgedrag. Ze gebruiken de inzichten uit hun eigen praktijk om samen continue te leren en te verbeteren. In die zin zijn het dappere dokters die durven te kijken naar hun eigen prestaties en elkaar daarop durven aanspreken. Tijdens netwerkbijeenkomsten vertellen ze wat goed gaat en wat niet heeft gewerkt. Zowel aan de hand van spiegelinformatie alsook op de andere domeinen patiëntgericht werken en wijkgericht werken. Ze uiten ook wel hun frustraties maar kijken dan ook hoe het anders en beter kan. Er is sprake van een zelfregulerend vermogen. De bijeenkomsten worden goed bezocht.”
CZ en patiëntenverenigingen zijn eveneens betrokken bij dit project. “Dat lijkt vanzelfsprekend, zo samenwerken, maar dat is het niet.”

Toestroom naar praktijk wordt niet minder
Beschouwt Harings zichzelf als een dappere dokter? “Ik ben jong, ik werk nog maar zeven jaar als huisarts. Ik ben opgeleid met de gedachte dat het normaal is om transparant te zijn en met spiegelinformatie te werken. In die geest ben ik opgeleid. Vroeger was dat misschien minder vanzelfsprekend. Ik vind het in ieder geval fijn, het stimuleert me om erover na te denken. Is dit wat mijn patiënten nodig hebben? Het model van de PlusPraktijken leidt er niet toe dat de toestroom van patiënten naar onze praktijk minder wordt. Het is inmiddels een gegeven feit dat de zorgvraag in de huisartsenpraktijk groter en complexer wordt. We streven er wel naar om de zorg goed te organiseren. Daarom proberen we de hulpvraag van de patiënt goed helder te krijgen. Dat doen onze assistentes aan de telefoon al. Ze vragen niet direct naar iemands geboortedatum en beginnen met triage, maar vragen waarmee ze iemand kunnen helpen. We kunnen niet altijd iedereen overal mee helpen, maar wel verder vooruit helpen zodat de hulpvraag op de juiste plek terecht komt.”

Foto en artikel van Corina de Feijter, ZorgEnz